Hoe ziet blauwalg eruit?
Blauwalgen (Cyanobacteriën) zijn minuscule organismen. Ze zijn eencellig, kolonievormig of komen voor als meercellige filamenten.
Voortplanting
Blauwalgen (Cyanobacteriën) kunnen zich alleen asexueel voortplanten door celdeling. Een ronde kolonie wordt gevormd door celdelingen in meerdere richtingen; een filament door celdeling in één bepaalde richting. De aldus gevormde keten van cellen wordt een trichoom genoemd. Een trichoom kan recht zijn, gedraaid of vertakt. Van filamenteuze vormen kunnen kleine fragmenten uitgroeien tot een nieuwe lange keten van cellen. Filamenteuze vormen kunnen ook samenklonteren in vlokken, zoals bijvoorbeeld Aphanizomenon flos-aquae. Deze vlokken zijn met het blote oog zichtbaar, maar afzonderlijke cyanobacteriecellen niet. Als een watermonster tegen het licht wordt gehouden, zijn vaak de individuele ketens zichtbaar.
Verkleurd water
Sterk groen of rood- tot donkerbruin gekleurd water kan duiden op een cyanobacteriebloei. Goed waarneembare wit tot groen/bruin gekleurde vlokjes, sliertjes of bolletjes kunnen kolonievormende cyanobacteriën zijn. Omdat niet alle met het blote oog waarneembare groene bolletjes in het water cyanobacteriën zijn, is professionele meting het enige echt goede om uitsluitsel te krijgen over de aanwezigheid van cyanobacteriën. Pas door een microscoop worden de cyanobacteriën zichtbaar en kan vastgesteld worden om welke soort het gaat.
Blauwalg onder de microscoop
De microscopie maakt duidelijk dat er een grote verscheidenheid aan verschijningsvormen is. Er zijn clusters, ketens, spiralen, maar ook anders ogende cellen in één keten. De geelachtig heldere cellen in de hieronder weergegeven foto van een Anabaena-keten bevatten geen reservemateriaal en gasblaasjes. De celwand is dikker dan van de normale cellen en vormt aan grens met andere cellen een knobbeltje aan de binnenzijde. Deze cellen worden heterocysten genoemd. In deze cellen creëren de cyanobacteriën een zuurstofloze omgeving waardoor ze stikstofgas kunnen fixeren. Het enzym nitrogenase katalyseert de reductie van stikstofgas naar ammonium (N2 » NH4+), de stikstofvorm die makkelijk in te bouwen is.
Verder valt de grote cel op. Dit is een cel vol reservestoffen, een akineet (afgeleid van het Griekse akinetos wat bewegingsloos betekent). Akineten worden vaak gevormd in wat oudere populaties en stellen de cyanobacteriën in staat om periodes met ongunstige omstandigheden te overleven. Akineten kunnen vele jaren overleven op het sediment. Eenmaal terug in de waterkolom kunnen ze uitgroeien en de aanzet vormen tot een nieuwe bloei.
Drijflaag
Tijdens een bloei kunnen cyanobacteriën accumuleren aan het wateroppervlak en door de wind aan lager wal worden geblazen. Dit zal veelal resulteren in een verfachtige groene tot roodbruine laag op het water: een drijflaag.
Veel cyanobacteriën bezitten gasblaasjes. De gasblaasjes worden omsloten door een wand van eiwit. Als de lichtintensiteit laag is kunnen er meer gasblaasjes gevormd worden. De cyanobacteriën kunnen hierdoor een positief drijfvermogen krijgen. Eenmaal aan het wateroppervlak is de lichtintensiteit hoog en zal een hoge fotosynthesesnelheid resulteren in de opslag van koolhydraten. Door opslag van deze ballaststoffen worden de cyanobacteriën zwaarder. Tevens neemt de celdruk toe en kunnen er gasblaasjes bezwijken onder de druk. De cyanobacteriën zullen nu naar dieper water zakken, de opgeslagen koolhydraten consumeren en eventueel nieuwe gasblaasjes aanmaken. Gedurende de nacht verkrijgen de cyanobacteriën weer een positief drijfvermogen. Een deel van de populatie kan aan het wateroppervlak gaan drijven en door beschaduwen van de onderliggende cyanobacteriën kan er een dikke drijflaag ontstaan. Deze drijflaag kan met een briesje aan lager wal worden geblazen.