category_news
Onze kolen zijn ontstaan in het Midden-Oosten (en dat is met het opwarmende klimaat een meevaller)
Een spruitje en een bloemkool lijken totaal niet op elkaar. Toch is het botanisch gezien dezelfde soort: Brassica oleracea. En op de kustrotsen van Engeland en Frankrijk groeit hun voorouder, de wilde kool. Toch zijn de koolsoorten die we nu eten, helemaal niet in Engeland of Frankrijk ontstaan, maar vierduizend kilometer verderop. Hoe komt dat?
Het antwoord is niet alleen interessant uit historisch oogpunt maar vooral ook voor veredelaars die vanwege klimaatverandering werken aan duurzame en weerbare gewassen die beter tegen droogte en warmte kunnen.
Grote variatie
Guusje Bonnema, veredelingsonderzoeker bij Wageningen University & Research, kan met recht Brassica-specialist genoemd worden. Ze houdt zich al meer dan twintig jaar bezig met de koolgewassen. “Het is fascinerend dat ze zo divers zijn. Bij tomaat heb je grote en kleine, maar je eet altijd de vrucht. Bij kolen eet je het blad (boerenkool, sluitkool), de stengel (koolrabi), de okselknoppen (spruitjes) of het bloemgestel (bloemkool, broccoli). Eerder hebben we uitgezocht hoe die grote variatie kon ontstaan. Maar daarmee was nog niet de vraag beantwoord wáár dat is gebeurd.”
In een artikel in het wetenschappelijke tijdschrift Horticulture Research beschrijven onderzoeker Chengcheng Cai en zij, samen met collega’s van Wageningen University & Research, de zoektocht. “Die was alleen mogelijk omdat we erin geslaagd zijn ongekend veel rassen te verzamelen van alle cultuursoorten. Moderne hybride rassen en oude landrassen uit genenbanken”, vertelt Bonnema.
Het kostte veel moeite om die te verwerven, maar vervolgens was het een goudmijn. De onderzoekers hebben DNA-fingerprints gemaakt (een soort barcode) en konden aan de hand van merkers inschatten hoe de verwantschap tussen de verschillende rassen in elkaar zit.
Tinhandel
Eigenlijk zijn er twee stappen van domesticatie (van een wilde plant een cultuurplant maken) geweest. “Griekse en Romeinse schrijvers noemen deze groenten al vanaf 400 voor Christus. Ze benadrukken dat er verschillende soorten bestaan, allemaal bladgewassen - waarschijnlijk zoals boerenkool en palmkool - maar die noemen ze ook al kolen”, vertelt ze.
Na de eerste domesticatiestap in West-Europa volgde de tweede stap in het Midden-Oosten. Uit het genetische onderzoek blijkt dat die oude boerenkoolachtigen uit West-Europa daarbij een rol speelden. Maar hoe kwamen ze daar?
Bonnema: “Het is zeer waarschijnlijk dat de handel in tin daar een grote rol bij gespeeld heeft. Tin werd gedolven in Cornwall en Galicië en rond 2500 voor Christus per schip naar het Midden-Oosten gebracht. De schippers namen groenten mee voor onderweg maar ook zaden.”
Zo kwamen de prille koolsoorten in het Midden-Oosten terecht. Het is waarschijnlijk dat vanuit die eerste bladgewassen zowel de sluitkolen als de bloemkolen zijn geselecteerd. Spontane kruisingen met andere wilde plaatselijke Brassica-soorten hebben daarbij wellicht een rol gespeeld. Die oude selecties ontwikkelden zich tot de moderne koolsoorten. “Onze huidige kolen komen dus allemaal daar vandaan”, zegt ze.
Klimaatverandering
Waarom is het belangrijk om dit te weten? “We zien dat de genetische variatie in de moderne hybride rassen niet zo groot is, terwijl de rassen uit de genenbanken veel diverser zijn. Als de veredelaar nieuwe gewaseigenschappen zoekt, kan hij dus het beste daar beginnen. In Turkije, Syrië en Libanon – dus het oorsprongsgebied van onze kolen – bestaan nog veel landrassen met grote diversiteit. Dat zijn landen met een warmer en droger klimaat. Om in te spelen op klimaatverandering heb je rassen nodig die op het veld beter bestand zijn tegen een hete zomer. Nu kun je gerichter zoeken waar je die eigenschappen vandaan kunt halen”, vertelt Bonnema.
Het rare geval bloemkool
In de zijlijn van het onderzoek komen tal van interessante inzichten naar boven. Bijvoorbeeld over het rare geval bloemkool: in feite een bloemgestel dat geen bloemen meer maakt, maar wel doorgroeit.
“Voor die bijzondere vorm was een hele reeks mutaties nodig. Het was een soort genetische bottleneck waar de soort doorheen is gegaan. Gevolg is dat alle bloemkoolrassen sterk op elkaar lijken – er is heel weinig genetische variatie. Maar de genetische afstand tot andere koolsoorten is juist heel groot. Alle andere kolen verschillen zelfs minder van de wilde kool dan van bloemkool”, zegt ze.