category_news

WUR onderzoekt definitie bedrijfs- en dierdichtheid

Gepubliceerd op
23 januari 2024

Wat verstaan we onder bedrijfs- en dierdichtheid? Wageningen Bioveterinary Research (WBVR, onderdeel van Wageningen University & Research) onderzocht en toetste in opdracht van het ministerie van LNV verschillende definities. Dit resulteert in relatief eenvoudige kandidaat-definities per diersector die aansluiten bij transmissierisico’s voor dierziekten en zoönosen. De definities geven decentrale overheden handvatten bij de besluitvorming over (her)inrichting van het landelijk gebied.

Voor het (her)inrichten van het Nederlandse landschap biedt het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) het beleidskader. Als onderdeel hiervan, kunnen overheden het risico op dierziekten en zoönosen meewegen. Dit is een zogenoemde meekoppelende structurende keuze (MSK) binnen het NPLG. Overheden die het risico op dierziekten en zoönosen betrekken bij de (her)inrichting van een gebied, kunnen onder andere rekening houden met bedrijfs- en dierdichtheid ter plaatse. Om dat te kunnen doen, is een definitie van deze begrippen nodig. Wat verstaan we onder bedrijfs- en dierdichtheid en welke grenswaarden horen daarbij? Samen met een aantal collega’s boog Thomas Hagenaars, epidemioloog bij WBVR, zich in opdracht van het ministerie van LNV over deze vraag.

Definitie per sector

In het onderzoek werd een hypothese opgesteld voor de definities. Vervolgens werden transmissiemodellen voor verschillende dierziekten per sector gebruikt om mogelijke definities te toetsen. Ook werd onderzocht hoe deze definities zich verhouden tot de definitie van concentratiegebieden uit de Meststoffenwet en een bestaande lijst van pluimveedichte gebieden in verband met fijnstof. Het onderzoek resulteerde in verschillende kandidaat-definities. Deze kandidaat-definities geven inzicht in risico's op tussenbedrijfstransmissie als zich een infectie voordoet.

Pluimvee

De kandidaat-definitie voor de pluimveehouderij is gebaseerd op het risico op transmissie van vogelgriep en maakt gebruik van het aantal pluimveebedrijven binnen een straal van 5 kilometer. Afhankelijk van de vastgestelde grenswaarde van het aantal bedrijven in dat gebied, is een gebied met behulp van een beslisboom te kwalificeren als wel of niet bedrijfs- en dierdicht.

Varkens

Voor de varkenshouderij zijn het risico op overdracht van klassieke varkenspest én de transmissierisico’s van mond-en-klauwzeer gebruikt als toets voor de beslisboom. Hierbij speelt niet alleen het aantal varkenshouderijen in een gebied een rol, maar is ook het aantal bedrijven met herkauwers van belang. “In deze beslisboom is het uitgangspunt het aantal veehouderijen met varkens en/of herkauwers in een straal van 3 kilometer en daarna het aantal veehouderijen met varkens in een straal van 2 kilometer”, vertelt Hagenaars.

Herkauwers

Voor de rundvee-, schapen- en geitenhouderij levert een straal van 3 kilometer de best presterende definitie op, zo blijkt uit de modellen. Hierin worden alle veehouderijen meegenomen die rundvee, schapen, geiten en/of varkens hebben. Voor dit model is getoetst op het transmissierisico voor mond-en-klauwzeer. “Toepassing van de kandidaat-definitie voor herkauwers op de huidige situatie in Nederland geeft aanleiding tot meerdere gebieden die als bedrijfs- en dierdicht worden aangemerkt. Dit komt doordat veehouderijen met herkauwers over het hele land verspreid aanwezig zijn en meerdere gebieden een hoge concentratie veehouderijen hebben. De kans dat een eerste bedrijf besmet raakt is weliswaar klein, maar als dat gebeurt is er in dergelijke gebieden een hoog risico op verdere verspreiding tussen bedrijven”, legt Hagenaars uit.

Meer over dit onderzoek leest u in het rapport ‘Definitie bedrijfs- en dierdichtheid’. Dit rapport is dinsdag 23 januari 2024 door minister Piet Adema aangeboden aan de Tweede Kamer. Het rapport biedt handvatten voor de verdere invulling van de definitie door het ministerie van LNV in samenwerken met stakeholders.